- lezen
- {{lezen}}{{/term}}I 〈onovergankelijk, overgankelijk werkwoord〉1 [kennis nemen van] read2 [voorlezen] read (out/aloud)♦voorbeelden:1 〈computer〉 gegevens lezen • read dataje handschrift is niet te lezen • your (hand)writing is illegible(niet) kunnen lezen en schrijven • be (un)able to read and writelezen, schrijven en rekenen • reading, writing and arithmeticdaarover staat in het rapport niets te lezen • the report says nothing about thathet is haast niet te lezen • it's almost impossible to read〈studenten(taal)〉 heb je er veel omheen gelezen? • have you read up (a lot) on this subject?daar heb ik kennelijk overheen gelezen • I must have overlooked ithij heeft veel gelezen • he's well-readiets vluchtig lezen • skim through somethingdie krant wordt weinig/slecht gelezen • that newspaper has a small readershiphet is leuk/pijnlijk om te lezen • it makes enjoyable/painful readingveel lezen over een schrijver/een bepaald onderwerp • read up on a writer/on a particular subjectbij het lezen • when/while readingik lees hier dat … • it says here that …2 na het eten werd er uit de bijbel gelezen • after supper someone read aloud from the Bibleuit eigen werk lezen • read (from) one's own workII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [opmaken uit, ontcijferen] make of2 [interpreteren, uitleggen] read3 [opdragen] say♦voorbeelden:1 een vraag verkeerd lezen • misread a questioner meer in lezen dan er staat • read more into something (than intended)wat lees jij uit dit woord? • what do you make of this word?2 de angst stond op zijn gezicht te lezen • anxiety was written all over his faceiets op iemands gezicht lezen • see something from someone's face3 de mis lezen • say massIII 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [zich laten lezen] read♦voorbeelden:1 die gotische letters lezen niet prettig • those Gothic letters are awkward to readdat boek leest lekker weg • that book is easy reading
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.